woensdag 25 juni 2014

E. Muziek

Ik las het voor musici en zeker ook voor technici geweldig interessante boek “On the threshold of Beauty” (2013) geschreven door Kees Tazelaar. Het behandelt onder meer de invloed van Philips op de ontwikkeling van de elektronische muziek in Nederland van 1925 tot ongeveer 1965.
Wat ik nu interessant vind: ik heb het gevoel dat iedereen dezer dagen ongeveer weet wat er met “elektronische muziek” wordt bedoeld: zo iets als “muziek die uit luidsprekers komt en die door de andere klanken, geluiden en ritmische structuur helemaal niet lijkt op de muziek die je in een concertzaal gewoonlijk hoort”.

Maar in de jaren 50 van de vorige eeuw was er een - voor onze tijd - nogal wonderlijk aandoende discussie over de term “elektronische muziek”. Sommigen waren van mening dat muziek die uit een radio of platenspeler komt elektronische muziek is. Deze toestellen werden als een soort muziekinstrument beschouwd. Voor mij kwam die opvatting als een verrassing, maar eigenlijk vind ik er wel een kern van waarheid in zitten. Immers, een radio geeft echt niet het originele geluid uit bijvoorbeeld de concertzaal weer. Dat was destijds het allerbelangrijkste streven van musici en technici: het geluid weergeven zoals het “in het echt” klonk. High Fidelity! Nu, we weten hoe dat streven is ondergesneeuwd...

Een Hammond orgel (gepatenteerd in 1934): daarmee maakte je volgens anderen geen elektronische muziek. Dat verbaasde me ook wel weer een beetje, maar toch begrijp ik de gedachte omdat de tonen opgewekt werden met een mechanische generator (beter bekend als toonwielen). Het instrument is daardoor niet helemaal elektronisch. Verder leek het geluid in de verste verte niet op oudere, wel geheel elektronische instrumenten zoals de Theremin (1919) en de Ondes Martenot (1928), die heel andere klanken konden produceren. Je zou ze als voorloper van de synthesizer kunnen beschouwen.
Een andere vorm van elektronische muziek is: opnamen van “gewone” geluiden bewerken zodat die geluiden sterk van klank en/of toonhoogte veranderen.

Met hedendaagse synthesizers kan je heel goed “elektronische muziek” maken, op veel eenvoudiger manier dan die componisten het in de jaren 50 moesten doen! Zeker als je ook nog gebruik kan maken van software waarmee je samples eenvoudig kan bewerken. Samples kunnen tegenwoordig “in real time” op het podium worden bewerkt; de jazzmusicus Luc Houtkamp werkt bijvoorbeeld met die techniek. De drenzerige producten van DJ’s noemt men vreemd genoeg geen “elektronische” muziek, hoewel toch alle geluiden uit een doosje komen. De eerste pop-achtige beginners, zoals Art of Noise, vond ik de aardigste muzikale vondsten hebben.

Het lijkt er op dat veel mensen een aangeboren gevoel hebben voor wat “elektronische muziek” genoemd mag worden. Van dat soort waarnemingen word ik een beetje blij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten